20 juni 2022 — Dan zet je de BBC aan om te zien of Boris Johnson nu eindelijk vertrekt na Partygate, dan val je eerst in de Chelsea Flower Show, en de voorbereidingen voor the Queen’s Jubilee – allebei allang voorbij, en vervolgens in een rapportage over de Texas moordpartij op een school. Een jochie, jaar of zes, vol in beeld, geeft antwoord op vragen van een mevrouw reporter: “Ja, het was de klas hiernaast, ja hij schreeuwde, ja ik was bang.” Terug naar de Flower show, dat wilde ik wel, of naar de rozengeur en maneschijn over Westminster, maar ik zat met mijn handen over mijn ogen en een brok in mijn keel. Geroerd. Beroerd. Ik was erbij, daar in Texas. Gaat dat voorbij?
Over hoe een ander je roert en raakt nog voor je het door hebt of kunt tegenhouden. Ik lees erover bij denkers, en eerst merk ik het zelf. Soms zou je dat uit lijfsbehoud of gewoon uit gemak niet willen merken, even niet thuis voor wat me aanvliegt. Vaak voel ik me te klein voor groot leed en wil ik de deur dicht doen voor de boze buitenwereld. Onlangs heb ik hier een poort in de tuin laten maken, dan kan ik schotvrij op het terras zitten. Dat wil ik. Maar dat wil ik niet. Ik wil erbij zijn, bij dat jochie, en in dat klaslokaal. Hoeveel jaren heb ik niet in klaslokalen doorgebracht, in de bank of voor de groep, of in mijn jeugdige leraarschap steunend tussen twee rijen met mijn handen op de banken en met mijn voeten los van de vloer. Maar nu wil ik niet loskomen van de grond waarop dat ventje stond. Ik wil aanwezig zijn waar het gebeurde, en waar verderop zijn dode klasgenoten en docenten lagen. Maar hé, ik ben niet daar en ik ga er niet heen, en ik ben geen Etty Hillesum en “geen pleister op elke wond”. Ik besef met kloppend hart dat elk moment en elke ontmoeting met mens of dier of plant, mede-weggebruiker of mede-aardbewoner, iets en iemand mij roept. Soort van: ben je thuis, daar achter die poort? Dat hek? Daar achter die zonnebril, die oogleden, daar aan de telefoon, in de mail, in je vel? Doe wat! En ik luister. Dat doe ik. En ik zeg wat. Even een praatje maken, met wie langskomt of met wie ik opzoek, of me uitspreken, ergens voor of tegen opkomen, me laten zien. Fronsen en opgetrokken wenkbrauwen tegenkomen kan erbij horen, niet gehoord worden ook, maar luisteren moet ik, en rechtop gaan staan ook, want dan kan ik een betere antenne zijn. Ik heb een verhaal gelezen over ene Ezekiel, die moest dat ook, rechtop gaan staan, terwijl er dorre botten om hem heen lagen, een veld vol, nog meer dan een klaslokaal. Peter R. had het vast daarvan. Levinas heeft het erover, denker na Auschwitz. En na Syrië. En Oekraïne. En hier, mensen die mensen pijn doen, en zichzelf, vlakbij. Hartverscheurend.
Daar ga ik weer: ik wil het stilzetten. Tja. Maar ik wil niet stil zitten. Opstaan, een scheur maken, open doen. Flower show starten. Kan best, vanuit dat tuintje hier, en die poort kan open. Ik ben erbij.
Foto: Johannes Plenio (Pexels)
Mooi stuk! Ik lees de worsteling met het leed, het onvermogen, de machteloosheid bij zoveel geweld en destructie. We kijken naar de beelden en al kijken we niet het is gaande, overal en dat voel ik, al schuil ik omdat ik er niet bij ben maar er toch ook bij was, het gebeurt ons allemaal omdat we geen eilandjes achter hekken zijn maar deel van het grote geheel -alles met alles verbonden- dat alles dat pijn kan doen en doet en heeft. Gelukkig is er ook de vreugde, de schoonheid die ons voedt met geestkracht en weerbaarheid zodat we er hartelijk bij kunnen blijven.