LEZING EUROPADAG 2023
Een gastvrij wij?
24 mei 2023 – Europadag Utrecht organiseerde op 9 mei 2023 een avondprogramma met als thema: ‘Hoe welkom zijn vluchtelingen?’ Een van de sprekers was Bert van Roermund, emeritus hoogleraar filosofie van het recht van de Universiteit van Tilburg en lid van de Ledenraad van PAX Christi Nederland. Zijn boeiende betoog met als titel ‘Een gastvrij wij?’ deelt hij graag met ons.
Door Bert van Roermund
“Europa ontving in februari 2023 81.000 asielaanvragen. De Nederlandse regering verwacht een instroom van 70.000 asielzoekers in 2023. Dit zijn enorme aantallen. Geen wonder dat mensen zich gaan afvragen: hoeveel mensen kunnen we opvangen? De Nederlandse ministers die verantwoordelijk zijn voor immigratie en asiel hebben besloten deze vraag voorlopig buiten beschouwing te laten en zich te concentreren op een andere vraag: hoe houden we het beheersbaar?
Voor deze perspectiefwisseling is wat te zeggen. De populistische uitspraak ‘Nederland is vol’ is geënt op een metafoor, de metafoor van een emmer die overloopt, waarmee een grens wordt aangegeven die met nog een druppel overschreden mag worden. Maar niet alle woorden die een grens aangeven (‘vol’) zijn zo.
Om een wat vreemde analogie te trekken: op een gegeven moment kunnen we iemand ‘kaal’ noemen. Maar het heeft geen zin om dat te koppelen aan het aantal haren dat nog op iemands hoofd zit en dat zou rechtvaardigen dat we hem ‘kaal’ noemen.
“Hoe houden wij, Nederland, geconfronteerd met onvermijdelijke immigratie, een meer of minder aantrekkelijk profiel?”
In elk geval is voor de betrokkene een andere vraag veel interessanter: “Hoe kan ik, terwijl ik onvermijdelijk steeds kaler wordt, er min of meer aantrekkelijk uit blijven zien? Nu wordt de analogie ineens minder vreemd. Hoewel de vraag van de regering op verschillende manieren kan worden opgepakt, zou een mogelijke modus zijn: hoe houden wij, Nederland, geconfronteerd met onvermijdelijke immigratie, een meer of minder aantrekkelijk profiel?
Toupet of tattoeage?
Nu hebben kale mensen (no pun intended) een hele reeks tactieken om er aantrekkelijk uit te blijven zien, zeg maar van een toupet tot een tatoeage. Dat hebben Nederlanders ook als het om vluchtelingen gaat. Sommigen doen liever alsof er niets aan de hand is (de toupet tactiek). Zij stellen dat Nederland ‘Nederlands’ moet blijven, wat dat ook moge betekenen. Anderen verkiezen de tatoeage-tactiek. Zij verwelkomen iedereen uit elke andere hoek van de wereld en nodigen hen uit om een blijvend stempel te drukken op de Nederlandse politiek. Van deze tactiek waren we onlangs getuige tijdens de viering van Koningsdag in Rotterdam. De feestelijke aanwezigheid van de koning zelf was voldoende om voor één dag de politieke angel uit de multiculturele samenleving te halen.
Wat is dan die politieke angel?
We praten tegenwoordig veel over inclusiviteit en diversiteit. Maar uiteindelijk is wat politiek politiek maakt een daad van zelfinclusie. Mensen die zich groeperen beginnen en blijven een lijn om zich heen trekken door naar zichzelf te verwijzen met voornaamwoorden als ‘wij’, ‘ons’ en ‘onze’.
Ja, dit betekent dat anderen worden uitgesloten zonder te worden gehoord. Nee, dat is niet rechtvaardig, zelfs niet als deze lijnen om de dag opnieuw worden getrokken. Ja, dit vormt een “wij/zij” scheiding. Nee, daar ontkomen we niet aan, ook niet als deze grenzen poreus en voorlopig zijn. Ja, dit onrecht doordringt de wetten van onze politiek, zelfs de rechtsstaat zelf. Nee, we kunnen het niet volledig uitbannen, niet alleen vanwege de gebeurtenissen om ons heen, maar ook omdat we uiteindelijk zelf niet in staat zijn volledig te bevatten wie we zijn.
De politieke orde
Dit is allemaal inherent aan wat wij een politieke orde noemen. Deze lijn van zelfinclusie is niet alleen te volgen bij de immigratiedienst op Schiphol, maar elke keer dat een politicus, een journalist, een gewone burger het woord ‘wij’ gebruikt. In elk vrijdagavondinterview met de minister-president wordt bijvoorbeeld veel ‘wij’ gebruikt.
Een pleidooi om van de ‘wij/zij’ kloof af te komen mag op moreel applaus kunnen rekenen: politiek gezien is het echter wat onze Vlaamse buren ‘dikke zever’ noemen. Zelfs dat mooie Europese volkslied ‘Alle Menschen werden Brüder’ laat twee indringende vragen open met betrekking tot de kloof: (a) wie telt als mens? En (b) moeten we niet snel leren om dieren (en waarom niet bomen, rivieren, bergen) als onze broeders te beschouwen?
Politiek versus moraal
Laat ik dit samenvatten in een krachtige uitspraak: politiek is geen toegepaste moraal, en moraal is niet de ultieme norm voor de politiek. We moeten politieke vragen dus niet beantwoorden met morele antwoorden. Moraal kan alleen redenen geven om naar betere politieke antwoorden te zoeken.
Denk aan de vraag. Niet ‘Wanneer is dit land vol?’ Maar eerder ‘Hoe blijft Nederland (of ‘Europa’) aantrekkelijk?’ Sommige beleidsmakers lijken te denken dat het mogelijk is om Nederland (of een ander EU-land) in één klap minder aantrekkelijk te maken voor vluchtelingen en aantrekkelijker voor de eigen burgers. Dit is een vergissing.
Aantrekkelijk zijn en blijven houdt in dat je naar jezelf kijkt door de ogen van anderen. Een politiek is als een dak dat onderdak belooft. Het idee van beschutting is alleen denkbaar vanuit het gezichtspunt van de buitenstaander die de ontberingen van een vijandige wereld ondergaat, zelfs voor degenen die er al in zitten.
Wat Nederland of Europa aantrekkelijk maakt in de ogen van zijn eigen burgers, zal het ook aantrekkelijk maken in de ogen van vluchtelingen. En wat de Europese lidstaten doen om zichzelf onaantrekkelijk te maken voor vluchtelingen, zal hen ook volstrekt onaantrekkelijk maken voor hun eigen burgers. Het is dus zoeken naar een aantrekkelijk dak aan beide kanten van de lijn. Dit is volgens mij tenminste het begin van een echte politieke basis voor een vluchtelingenbeleid.
Een politiek dak en het gewone leven
Maar let wel, nieuwkomers en autochtonen, dit is een politiek dak. Het dak rust op muren, op grenzen, ook al zitten er ramen, deuren en drempels in die muren. De vloer onder het dak is een relatief besloten gebied, een wij-gebied. Zoals gezegd kan de politiek niet anders dan uitgaan van zelfinclusie, dus uitsluiting. Het gewone leven zoals Nederlanders dat leiden, is een iteratieve en indringende gezamenlijke actie van het trekken van een lijn die een grens vormt met waarschuwingsborden, barrières en bewakers voor jou, vluchtelingen, statushouders met een tijdelijke of zelfs permanente verblijfsvergunning, om kennis van te nemen, over te onderhandelen, uit te dagen, over te steken.
Cruciaal is echter dat deze taak om dergelijke constitutieve barrières te identificeren, in vraag te stellen en ermee om te gaan niet alleen in het belang is van nieuwkomers. Het is ook van vitaal belang voor autochtone bewoners die genieten van volwaardig burgerschap alsof het een geschenk van de natuur is. Want burgerschap is geen geschenk maar het resultaat van een toe-eigening, min of meer succesvol in stand gehouden door een voorwaardelijke mix van geluk, slimheid en geweld. Het zal geen stand houden, zoals vluchtelingen weten, tenzij we leren kijken naar deze blinde vlek van ons, door de ogen van degenen die we beschouwen als ‘anderen’, ‘buitenstaanders’, ‘vreemdelingen’.
Barrières
Laat ik wijzen op twee van zulke barrières, voor de meeste Nederlanders vanzelfsprekend en voor veel vluchtelingen volkomen vervreemdend. En laten we niet vergeten: wat vanzelfsprekend en constituerend is, is dus niet rechtvaardig; wat vervreemdend is, is daarentegen niet vijandig.
Burgerlijke religie
De eerste barrière is deze: De Nederlandse samenleving is gebaseerd op wat soms ‘burgerlijke religie’ wordt genoemd. Niet in de zin van een staatsgodsdienst zoals het anglicanisme in het Verenigd Koninkrijk, maar in een heel andere betekenis, namelijk ‘de samenleving komt op de eerste plaats, de godsdienst op de tweede’.
De samenleving heeft voorrang op de religie, alsof het een religie op zich is. Religieuze autochtonen die je in Nederland ontmoet, zullen dit misschien met zoveel woorden ontkennen. Maar kijk, wat zij praktiseren is ‘maatschappij eerst, religie tweede’ (zoals de grondwet hen verplicht). Geen wonder dat sommige niet-religieuze autochtonen religie beschouwen als een mening; een waarheidsclaim die je vrij mag uiten, zolang je je aan de wetten van het land houdt; en vrij mag praktiseren of naleven, zolang je in de privésfeer van je eigen tempel blijft.
Maar een religieus geloof is natuurlijk geen mening in de harten en hoofden van de gelovigen. Voor hen is het verbonden met een gevoel van heil, roeping, toewijding aan wat de heilige Augustinus in de christelijke traditie een wezen noemde dat intiemer is dan mijn innerlijk. En toch eist de Nederlandse samenleving dat bewoners, zelfs tijdelijke, het voor hen meest heilige op de tweede plaats zetten en de seculiere wet van de samenleving voorrang geven. En dat is uiteindelijk het principe van wederkerigheid van belangen. Een prijzenswaardig beginsel, ware het niet dat het de samenleving lijkt voor te stellen als een grote marktplaats.
Solidariteit onder vreemden
Nu de tweede barrière. Deze wederkerigheid, deze wet van de samenleving neemt een grotendeels anonieme vorm aan. Het is wat een beroemd filosoof in Duitsland (Habermas) een vorm van solidariteit onder vreemden noemde, d.w.z. onder mensen die elkaar niet kennen en die elkaar bovendien liever niet leren kennen. Natuurlijk is het ook in de Nederlandse samenleving belangrijk om mensen te kennen als je ambities hebt. Netwerken, jezelf blootgeven, meedoen aan projecten zijn belangrijk, hier zoals overal. Maar als het gaat om dit bijzondere politieke artefact dat we recht noemen, kun je maar beter niet rekenen op familiebanden, persoonlijke vriendschappen, traditionele privileges, daarvoor, en alles wat in hun kielzog komt.
In zekere zin zorgen we liever voor elkaar zonder (persoonlijk) voor elkaar te zorgen. Niet (nog niet?) als het gaat om echte zorgverlening, zoals in de gezondheidszorg, de opvoeding, het aanbieden van onderwijs of het behoud van cultureel erfgoed. Maar wel als het gaat om de rechtsstaat, die de waarborg is voor basale wederzijdse zorg. Ook deze anonimiteit is heel moeilijk om aan te wennen als buitenstaander die uit een andere cultuur komt, waar je niets bent zonder ouders, familieleden, vrienden, voorouders, beschermheren en cliënten. We erkennen wel de morele betekenis van deze banden. Maar de moraal gaat niet boven het recht.
Het recht als intermediair tussen politiek en moraal
Voor de Nederlandse samenleving is het recht het intermediair, de interface, tussen politiek en moraal. Een waardevolle verworvenheid, zou ik zeggen, deze opvatting van het recht, ware het niet dat het rechtssysteem erdoor wordt belast met een taak die het nooit kan vervullen, om nog maar te zwijgen van de georganiseerde misdaad die de anonimiteit pleegt voort te brengen.
Daar zit je dan, als vluchteling of voormalig vluchteling, maar ook als autochtoon, altijd te worstelen met deze twee eigenaardigheden van het Nederlandse ‘wij’. De samenleving komt op de eerste plaats, al het andere, inclusief religie, op de tweede. En het recht, de waarborg van de maatschappelijke orde, is anonieme solidariteit. Eigenaardigheden, die kenmerkend zijn voor dit zelfgekozen ‘wij’, maar niet tegelijkertijd gerechtvaardigd. Je mag ze aanvechten, onderhandelen, ontduiken. Maar je kunt het je niet veroorloven ze te negeren. Hoewel ze permanent in verandering zijn, zijn ze niet gemakkelijk te veranderen door geplande actie. Zij hebben de gewoonte om onder nieuwe gedaanten terug te keren. Ze zijn taai, veerkrachtig, net als asielzoekers.”
Vertaald met www.DeepL.com/Translator
(Foto boven: © jon-tyson-Es6wM0ASCAU-unsplash; Foto Bert van Roermund: © Tilburg University)
Meer informatie
Meer informatie over Europadag Utrecht vindt u op de website Europadag Utrecht.
Zwarte Socrates, Gesprekken over recht, tijd en verzoening
Auteur: Bert van Roermund
Uitgeverij: Gompel & Syacina
Paperback, 2018, 176 pag.
ISBN 978 94 6371 085 5
Reageren?
Ongepaste reacties worden verwijderd(E-mail adres wordt niet gepubliceerd)