In het christendom is barmhartigheid direct verbonden met God. God ís de barmhartige. Jezus roept in het Nieuwe Testament de mensen op om barmhartig te zijn zoals zijn Vader dat is.
In parabels wordt dit geïllustreerd. De bekendste verhalen zijn de parabel van de barmhartige Samaritaan en die van de barmhartige Vader (ook wel de parabel van de Verloren Zoon genoemd). Beide verhalen belichten twee kernaspecten van de barmhartigheid: de gekwetste mens concreet tegemoetkomen in actief handelen én het aspect van vergeving.
Binnen het christendom wordt barmhartigheid gezien als een – belangrijke – deugd, een belangrijke leefregel.
Vanaf de Middeleeuwen werd het beoefenen van die deugd verwoord en gevisualiseerd in de zeven werken van barmhartigheid, ontleend aan Matteüs 25: 31-44. (‘Wat je voor één van de minste broeders en zusters van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan’).
Het beoefenen van die werken van barmhartigheid zijn een leidraad voor een ‘deugdzaam’ leven. Veel 19e-eeuwse kloostergemeenschappen zijn gesticht om noden te lenigen die aan die werken zijn gekoppeld, zoals de congregatie van de fraters van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid. Deze congregatie nam ook het initiatief tot het oprichten van de (inmiddels verzelfstandigde) Beweging van Barmhartigheid.
In het Westerse christendom gaat barmhartigheid gepaard met liefdadigheid, waaruit zeer vele liefdadigheidsorganisaties zijn ontstaan, zoals bijvoorbeeld Cordaid (‘Op de wereld om elkaar te helpen’), Oxfam (‘Wereldwijd pakken we problemen aan die armoede veroorzaken’), Artsen zonder Grenzen (‘Voor mensen in crisissituaties’), de Zonnebloem (‘Voor iedereen met een lichamelijke handicap’) en de Vincentiusverenigingen (‘Voor de zwakkeren en kwetsbaren in de samenleving’).